Noordelijke kennisinstellingen, Hanze en Rijksuniversiteit Groningen zijn onderdeel van het onderzoeksprogramma Floating Future. Hiermee dragen ze bij aan het wereldwijde vraagstuk rondom de zeespiegelstijging.
Samen met andere Nederlandse kennisinstellingen, bedrijven en overheidsinstellingen verkennen ze de mogelijkheden van drijvende gemeenschappen. Met oog op de alsmaar stijgende zeespiegel, zullen we in Nederland andere woonwijzen moeten verkennen. Binnen Floating Future onderzoeken deze partijen vanuit bestuurlijk, technologisch en ecologisch perspectief hoe drijvend bouwen op grote schaal mogelijk zou kunnen zijn. Daarnaast onderzoeken ze hoe maatschappelijk aanvaardbaar wonen en werken op water zou zijn.
Een van de onderzoekpartners en tevens de leider van het programma, MARIN, vertelt dat:
De achterliggende vraag is hoe we ons dichtbevolkte land leefbaar kunnen houden. Er is toenemende vraag naar ruimte voor wonen, industrie, energietransitie en voedselproductie. Zo’n 60% van ons land is nu al kwetsbaar voor overstromingen, en door klimaatverandering vormen zeespiegelstijging en rivierafvoeren een toenemende bedreiging. Maar behalve risico’s, biedt het water ook kansen voor nieuwe vormen van veilig ruimtegebruik: grootschalig drijvend bouwen. Willen we die drijvende infrastructuur opschalen, dan moeten we stappen zetten op technologisch vlak en qua sociale acceptatie van leven en werken op het water. En dat onderzoeken we in Floating Future. Een nieuwe fase in onze transitie van ‘vechten tegen water’ naar ‘leven met water’.
Lees het nieuwsbericht hier.
Ze kijken naar drie verschillende soorten drijvende gemeenschappen: op het land (natte gronden), aan de kust en op zee. Alle drie bieden weer andere mogelijkheden en obstakels. Wat deze precies zijn wordt verder onderzocht tijdens het onderzoeksprogramma.
Binnen het onderzoeksprogramma onderzoeken ze drie onderdelen van drijvende gemeenschappen: bestuur (1), technologie (2) en ecologie (3). Dit doen ze in de vorm van de hierboven weergeven werkpakketten. Werkpakket 4 focust op het verbinden van onderzoek en praktijk om gezamenlijk kennis te ontwikkelen. In werkpakket 5 gaan ze over tot kennisdeling.
Groningse kennis en kunde
We vergeten soms dat in Noord-Nederland er erg veel kennis ontwikkeld wordt op het gebied van klimaatadaptatie. We hebben veel kennis en kunde in huis. De inclusie van de Hanze en de Rijksuniversiteit in zo'n groot onderzoeksprogramma is dan ook niet gek. De Groningse kennisinstellingen zijn in verschillende werkpakketten betrokken, op basis van hun expertise.
Vanuit de Rijksuniversiteit Groningen is de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen betrokken bij Floating Future. Zij leiden werkpakket 1 (bestuur). Hierbinnen doen ze ook onderzoek naar drijvende gemeenschappen, institutionele barrières en de kansen voor het opschalen van drijvende structuren. Werkpakket 1 is dan ook weer opgedeeld in drie projecten legt Margot van den Brink (Universitair Hoofddocent (UHD) Water en Ruimte) uit. Het eerste project is het bestuderen van de sociale waarde van drijvende gemeenschappen en hoe burgers kunnen worden ingeschakeld, gemotiveerd en gemobiliseerd om aan de ontwikkeling bij te dragen. Dit doen ze door middel van story-telling methoden (zoals het visualiseren van een drijvend gemeenschap). Het tweede project onderzoekt de economische waarde van drijvende concepten (met een nadruk op duurzame bedrijfsmodellen voor drijvende havens). Het derde project onderzoekt de juridische aspecten van grootschalige drijvende gemeenschappen en bestudeert de regels en voorschriften die daarbij horen om ze in het bestaande rechtssysteem te integreren.
Vanuit de Hanze wordt er meegewerkt aan werkpakket 4 van het Floating Future project. Om kennis en praktijk te verbinden wordt het instrument ClimateCafé ingezet. Dit is een methode die door de Hanze wordt aangeboden. Het ClimateCafé duurt meerdere dagen en bestaat uit interactieve ontwerpworkshops, rondetafelgesprekken, veldexcursies, metingen en presentaties. Zo kunnen verschillende partijen elkaar en het thema beter begrijpen. Zo komen zij tot (nieuwe) praktijkinzichten die de academische kennis kunnen versterken. Bert van der Moolen (Docent Built Environment bij de Hanze) vertelt met trots over de bijdrage van de Hanzeaan het Floating Future project:
Met de [ClimateCafé's] kunnen we veel kennis ophalen en delen. Dit instrument wordt ook toegepast binnen het consortium van Floating Future. Dit gaat over het ophalen van kennis uit de bedrijven en overheidsinstellingen die niet direct leidend zijn in de werkpakketten, maar zich wel verbonden hebben aan het programma. Zij hebben veel belangrijke (praktijk)kennis in huis die via de ClimateCafé's kan worden gedeeld.
De toekomst van klimaatadaptatie
Zo dragen de twee Groningse kennisinstellingen op verschillende wijzen bij aan het onderzoeksprogramma Floating Future. Hiermee hopen zij, met het consortium, een nieuwe manier te vinden waarop de wereld om kan gaan met de gevolgen van klimaatverandering. Het is een voorbeeld van hoe klimaatadaptatie er over een paar jaar uit zou kunnen zien. Daarnaast is het een voorbeeld van de contributie van Groningen aan wereldwijde klimaatadaptatievraagstukken.
Floating Fure is een zesjarig onderszoeksprogramma dat gefinancierd is door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.